De strafrechter heeft recent de beschikking gekregen over een nieuwe sanctie. Sinds 1 juli jongstleden kan de strafrechtelijke ‘maatregel kostenverhaal’ worden opgelegd bij een veroordeling wegens overtreding van Wet op de economische delicten, de Opiumwet en de Wet wapens en munitie (gepleegd na 1 juli 2022).[1] Op grond van deze maatregel moet de veroordeelde de kosten vergoeden voor de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid. Deze nieuwe maatregel is onderdeel van een pakket wetswijzigingen ter versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit.[2] De wetgever ziet de maatregel kostenverhaal als een reparatoire maatregel, ter vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte kosten voor vernietiging en wat daarmee samenhangt: verzamelen, vervoer, opslag en personeel.[3]
De maatregel kan uitsluitend worden opgelegd ter vergoeding van de vernietigingskosten van strafvorderlijk inbeslaggenomen voorwerpen, waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet of het algemeen belang. Bij de introductie van de nieuwe maatregel in de Wet op de economische delicten, heeft de wetgever hierbij gedacht aan vuurwerk, illegale gewasbestrijdigingsmiddelen en chemicaliën als bedoeld in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De beelden van garageboxen vol massaexplosief vuurwerk en maïsvelden met vaten drugsafval dringen zich op.
Strafvorderlijk inbeslaggenomen schadelijke stoffen worden na een beheerbeslissing van de officier van justitie of een rechterlijke beslissing tot onttrekking aan het verkeer vernietigd. Vanwege de risico’s voor mens en leefomgeving worden hiervoor experts ingeschakeld en wordt gebruik gemaakt van bijzondere opslagfaciliteiten en gespecialiseerde vernietigingsbedrijven. Justitie heeft in het verleden tevergeefs geprobeerd de hoge kosten die een en ander met zich meebrengt te verhalen op de overtreder.[4] Het wettelijke uitgangspunt was nu eenmaal dat de tenuitvoerleggingskosten voor rekening van de staat kwamen. Het terzijde schuiven van dit uitgangspunt had volgens de advocatuur en sommige Kamerleden niet kunnen plaatsvinden zonder principiële discussie,[5] maar maatschappelijk gezien was de tijd kennelijk rijp. Voortaan kan het kostenverhaal via de strafrechter worden bewerkstelligd. De wetgever heeft de strafrechter wel wat ruimte gelaten voor redelijkheid. De rechter mag de betalingsverplichting lager vaststellen dan de daadwerkelijk gemaakte kosten, zodat rekening kan worden gehouden met de specifieke rol van de veroordeelde bij het strafbare feit en zijn draagkracht.
De strafrechtelijke maatregel kostenverhaal is overigens een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om de kosten van het opruimen van schadelijke stoffen af te wentelen op de overtreder. Zo hebben gemeenten natuurlijk de last onder dwangsom en de bestuursdwang als instrumenten om verwijdering van schadelijke stoffen dan wel de betaling van verwijderingskosten af te dwingen van de overtreder. Particulieren die de dupe zijn van illegale dumpingen, kunnen de overtreder via het civiele recht aanspreken. Zij kunnen zich ook als benadeelde partij in het strafproces voegen. Daarnaast is er een subsidieregeling op grond waarvan gemeenten en particulieren een vergoeding kunnen krijgen voor het opruimen van drugsafval.[6] Tot slot kende het economisch strafrecht al de mogelijkheid om aan een veroordeelde een strafrechtelijke herstelmaatregel op te leggen: de verplichting tot verrichting van hetgeen wederrechtelijk is nagelaten, tenietdoening van hetgeen wederrechtelijk is verricht en verrichting van prestaties tot het goedmaken van een en ander, alles op kosten van de veroordeelde. De nieuwe maatregel kostenverhaal is in zekere zin een sluitstuk.
Binnen vijf jaar brengt de Minister van Justitie en Veiligheid verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van de nieuwe maatregel.
Roos van den Munckhof, Rechtbank Oost-Brabant
Lid van de VMR Werkgroep Milieucriminaliteit
[1] Artikel 8 aanhef en onder d en artikel 8a WED, artikel 13d Opiumwet, artikel 56a WWM.
[2] Dossier/kamerstukken 355644, Stb. 2021, 544.
[3] Kamerstukken II 2019/20, 35 564, nr. 3, p. 18 en 43.
[4] HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1134; 1135.
[5] Advies Nova, bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 35 564, nr. 3, en Amendement van het lid Van Nispen, Kamerstukken II 2020/21, 35 564, nr. 7.
[6] https://www.bij12.nl/onderwerpen/subsidieregeling-opruiming-drugsafval/