De aarde warmt in een hoog tempo op. In het klimaatakkoord van Parijs zijn afspraken vastgelegd om een verdere stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde te voorkomen. De energietransitie vormt een belangrijk instrument om die afspraken te realiseren. Als uitvloeisel van de energietransitie worden in heel Nederland op grote schaal woningen geïsoleerd. Vanwege de aanwezigheid van beschermde vleermuizen (gewone en ruige dwergvleermuis) en vogelsoorten (gierzwaluw en huismus) kan een ontheffing op basis van de Omgevingswet nodig zijn. Het aanvragen van een dergelijke ontheffing is vanwege de benodigde ecologische onderbouwing en de strikte eisen die voortvloeien uit het Unierecht arbeidsintensief en kostbaar. Om die reden wordt in de rechtspraktijk al langer gezocht naar een generieke oplossing voor dit probleem.[1] In eerste instantie – onder de voormalige Wet natuurbescherming – werd in dat kader veel verwacht van de inzet van gedragscodes. In haar uitspraak van 21 april 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep de ‘’Gedragscode natuurinclusief renoveren bestemd voor projecten met het NOM-keur’’ vanwege de verschillende gebreken vernietigd. Kort gezegd omdat de ecologische onderbouwing van voornoemde gedragscode niet voldeed aan de strikte eisen van de Vogel- en Habitatrichtlijn.[2]
De benodigde grootschalige verduurzaming van woningen in Nederland kwam als gevolg van deze rechterlijke uitspraak in het gedrang. In reactie daarop werd in de praktijk gezocht naar een alternatieve oplossing en die werd gevonden in het Soortenmanagementplan (SMP).[3] Het uitgangspunt van de zogenoemde SMP-aanpak is dat het college van burgemeester en wethouders voor het gehele grondgebied van een gemeente ecologisch onderzoek uitvoert of laat uitvoeren ten einde vast te stellen waar en in welke dichtheden beschermde vogels en vleermuizen voorkomen in gebouwen. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wordt beleid opgesteld en worden mitigerende maatregelen getroffen om ervoor te zorgen de betreffende vogel- en vleermuissoorten in een gunstige staat van instandhouding te brengen dan wel te behouden. De ecologische informatie, het beoogde beleid en de benodigde mitigerende maatregelen worden opgenomen in een zogenoemd SMP. Een dergelijk plan bevat ook een uitvoerige en nauwkeurige omschrijving van de toegestane typen verduurzamingsmaatregelen en de wijze waarop die maatregelen moeten worden uitgevoerd. In het SMP staat precies omschreven op welke gebouwen – specifieke gebouwen of categorieën van gebouwen – het van toepassing is. Op basis van het SMP en de bijbehorende ecologische onderbouwing vraagt het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente bij het bevoegd gezag – het college van Gedeputeerde Staten – voor een periode van tien jaar een gebiedsgerichte ontheffing aan. Op verduurzamingsmaatregelen die in het plan staan beschreven en die ook conform dat plan worden uitgevoerd is de vergunningplicht op basis van de Omgevingswet niet langer van toepassing. Gedurende de looptijd van de ontheffing zijn er vaste evaluatiemomenten en vindt doorlopende monitoring plaats ten einde te verzekeren dat de beschermde vogel – en vleermuissoorten in een gunstige staat van instandhouding (komen te) verkeren.
Ondertussen wordt al in meerdere gemeenten door het hele land gewerkt volgens de SMP-systematiek of bestaat het voornemen daartoe.[4] De spannende vraag is nu of op die manier met behoud van de aanwezige natuurwaarden de grootschalige verduurzaming van woningen in Nederland van de grond komt, en of deze aanpak wel voldoet aan de strikte eisen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Met name omdat bij de ecologische onderbouwing en de borging en uitvoering van de gebiedsgerichte ontheffing wel allerlei serieuze vragen te stellen zijn.
Auteur: Sander Kole, Universitair hoofddocent omgevingsrecht Open Universiteit
Wilt u meer weten over verduurzaming van de gebouwde omgeving: zoals over het spanningsveld tussen de ecologische en juridische aspecten bij de verduurzaming van gebouwen en de bescherming van soorten, de verduurzamingsverplichtingen in het omgevingsplan en over de duurzaamheidsprestatie-eisen voor gebouwen? Komt u dan naar de VMR bijeenkomst 'Verduurzaming gebouwde omgeving' op 23 mei a.s., meer informatie en aanmelding.
----------------------------------------------------------------
VOETNOTEN
[1] Meer informatie over deze problematiek is te vinden in: S.D.P. Kole, Een gedragscode voor de verduurzaming van woningen: of toch een ander instrument?, M&R 2023/51
[2] ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:853 (Gedragscode NOM-keur). Dat oordeel kwam niet onverwachts. Zie daarover J. Zijlmans & S. Hunnink, ‘Gedragscode natuurinclusief renoveren niet richtlijnconform’, NBR 2021/329 en de annotaties die verschenen in JM 2021/88, m.nt. Boerema, M en R 2021/82, m.nt. Mendelts, TBR 2021/109, m.nt. Zwier.
[3] S.D.P. Kole, Een gedragscode voor de verduurzaming van woningen: of toch een ander instrument?, par. 4.1 e.v.
[4] De provincie Utrecht en een aantal gemeenten in die provincie fungeren landelijk gezien als voortrekker. Zie https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/natuur/biodiversiteit-stad-en-dorp-bisd/soortenmanagementplan-smp en https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/natuur/biodiversiteit-stad-en-dorp-bisd/pre-soortenmanagementplan-pre-smp