Vandaag is het precies 10 jaar geleden dat de UN Guiding Principles for business and human rights (UNGP) hun intrede in de wereld deden. Deze principles zijn ook wel bekend als het Ruggy framework, naar de bedenker ervan VN-gezant John Ruggie. De drie pijlers van dit framework zijn:
1) Duty to protect: verplichting voor staten of overheden;
2) Responsibility to respect: de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren, ook als overheden dat niet doen; en
3) Access to remedy: waarborgen van de toegang tot een herstelprocedure voor slachtoffers van schendingen.
Sindsdien is er veel veranderd. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen werden herzien en er ontstond een internationaal normenkader op basis waarvan alle bedrijven mensenrechten moeten respecteren, een negatieve impact op het milieu dienen te vermijden en waarbij slachtoffers toegang moeten hebben tot een effectief rechtsmiddel als er desondanks schendingen of vervuiling plaatsvinden. In Nederland werden allerlei imvo-convenanten gesloten. Het kabinet verwacht dan ook van bedrijven dat zij internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (imvo). Helaas blijkt in de praktijk dat maar een beperkt aantal Nederlandse bedrijven (35% in 2019) het internationale normenkader ook daadwerkelijk naleeft en dat de convenanten niet goed werken.
Want wat er niet is veranderd, is de talloze stroom aan verhalen over misstanden in de zuidelijke landen met een link naar Nederlandse bedrijven, zoals ontbossing en landroof door de aanleg van palmolie- en sojaplantages in Indonesië en Brazilië, lucht- en waterverontreiniging en watertekorten als gevolg van mijnbouw in Zuid-Afrika, het verdrijven van vissers tijdens baggerwerkzaamheden in Indonesië, olievervuiling in Nigeria, escalerend geweld en massale vluchtelingenstromen gelinkt aan de gasontwikkelingen in Mozambique en dwangarbeid bij de productie van zonnepanelen door Oeigoeren in China. En zo kan je nog wel een paar pagina’s vullen.
Tijd voor wetgeving! Zo vinden inmiddels ook ons kabinet, de EU en de VN. Tijd voor bindende regels die bedrijven oa verplichten om met gepaste zorgvuldigheid om te gaan met de daadwerkelijke en potentiele risico's voor mens en milieu, inclusief het klimaat die ze in hun handelsketens veroorzaken of gelinkt zijn. Momenteel staat imvo hoog op de politieke agenda, zowel in Nederland, de Europese Unie als binnen de Verenigde Naties. Maar ook in andere landen zoals Frankrijk die al sinds 2017 een imvo-wet (devoir de vigilance) heeft. Vorige week werden er zowel in Duitsland en Noorwegen soortgelijke wetten aangenomen.
Ook in de recente uitspraak in de Shell-klimaatzaak hechtte de rechtbank groot belang aan de UNGP en OESO-richtlijnen en stelde dat alle bedrijven een individuele verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten in hun hele keten te respecteren en dat dit een mondiale gedragsnorm is die overal en altijd geldt. Bovendien gaf de rechtbank aan dat gevaarlijke klimaatverandering tot mensenrechtenschendingen leidt en dat elke uitstoot – dus van ieder bedrijf – bijdraagt aan deze impact. De uitspraak is een belangrijk signaal dat gepaste zorgvuldigheid betrachten ook betrekking heeft op klimaatimpacts.
Het is van groot belang dat er spoedig ambitieuze nationale en Europese regelgeving komt die uiteindelijk zal bijdragen aan een wereldwijd regime waarin bedrijven verantwoordelijkheid moeten afleggen voor de gevolgen van hun handelen of nalaten voor mensenrechten, het milieu en het klimaat. En waarbij slachtoffers recht hebben op herstel. Het zou mooi zijn als er tien jaar na de geboorte van de UNGP serieus wordt ingezet op ambitieuze regelgeving ter bescherming van milieu, klimaat en mensenrechten.
Auteur: Janneke Bazelmans is lid van de werkgroep Mondiale duurzaamheid en recht en werkzaam bij Milieudefensie waar zij zich focust op corporate accountability. Zij is dinsdag 22 juni een van de sprekers van het webinar.
Meer informatie over het VMR-webinar van 22 juni a.s..